Geen vergoeding bij einde pacht

Verkoop grond aan projectontwikkelaar – daarna pachtvastlegging gevraagd – nu schadevergoeding gevraagd wegens pachtontbinding algemeen belang: geen schadevergoeding

[gedaagde] heeft aan Jafor op 9 november 2004 eigendomsgronden, waaronder de percelen kadastraal bekend gemeente [plaats] , [perceel 1] , [perceel 2] en [perceel 3] , totaal groot 2.00.00 ha, verkocht voor € 226.890,00 per hectare. Dat is een koopprijs die destijds ruim boven de agrarische waarde lag. In de koopovereenkomst is onder meer opgenomen dat het verkochte in het kader van verdere ontwikkeling (voor woningbouw), zou worden gebruikt. [gedaagde] wist dus al vanaf 2004 dat de door hem verkochte, en daarna (deels) door hem gepachte, grond een andere dan een agrarische bestemming zou (kunnen) gaan krijgen.

Een deel van het gepachte krijgt nu, door de aanleg van de wadi ten behoeve van woningbouw, een andere bestemming.

[gedaagde] heeft tijdens de procedure bij het pachthof verklaard, indien in de nabije toekomst een andere bestemming op de percelen zou komen te liggen, geen beroep op schadeloosstelling te willen doen; hij is zich ervan bewust dat dat niet gerechtvaardigd zou zijn (overweging 4.10). Dat [gedaagde] daarbij een voorbehoud heeft gemaakt dat zijn toezegging alleen zag op de realisering van woningbouw als zodanig en niet op (andersoortige) werken ten behoeve van die woningbouw blijkt nergens uit. Niet valt in te zien waarom [gedaagde] niet aan zijn toezegging zou kunnen worden gehouden.

Bovendien is door de aanleg van de koeientunnel de oppervlakte van de huiskavel van [gedaagde] met in totaal 1.79.00 ha toegenomen en dat heeft gevolgen gehad voor het aantal koeien dat [gedaagde] kan houden. Zonder de aanleg van de koeientunnel, die overigens op verzoek van [gedaagde] in een kostbaardere versie is uitgevoerd dan aanvankelijk voorzien, zou de huiskavel van [gedaagde] worden begrensd door de randweg met als gevolg een kleinere huiskavel en dus een kleinere veestapel. Het is bovendien door aanleg van die koeientunnel dat de wadi niet meer op de oorspronkelijke locatie kan worden gerealiseerd.

Verder worden de gevolgen van de aanleg van de wadi op het gepachte nog gecompenseerd doordat [eiseres] . aan [gedaagde] heeft aangeboden om 1 hectare van de door hem in het “middengebied” gepachte gronden (weer) in eigendom over te nemen. [gedaagde] heeft daardoor de mogelijkheid gekregen die grond (alsnog) duurzaam voor zijn eigen bedrijf te behouden.

Een en ander brengt mee, in onderlinge samenhang bezien, dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen grond bestaat om aan [gedaagde] enige schadeloosstelling toe te kennen.

Rechtbank Oost-Brabant 31-03/22 (ECLI:NL:RBOBR:2022:1110)

Noot: in deze omstandigheden is vorderen schadevergoeding in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Zie voor voorafgaand proces ook de eerder op onze website geplaatste uitspraak Rechtbank Oost-Brabant (Kort Geding) 10-03/22 (ECLI:NL:RBOBR:2022:864) (ontruiming van een deel van het gepachte).