Gebrek van verpachte zaak

 

Pacht voor de teelt van bloembollen. Schade aan het gewas doordat water op de grond is blijven staan. Gebrekkige drainage de oorzaak? Gebrek in de zin van art. 7:337 BW? Overmacht? Schadevergoeding voor het prijsverschil?

Art. 7:337 lid 2 BW omschrijft een gebrek van de verpachte zaak als een staat of eigenschap van die zaak of een andere niet aan de pachter toe te rekenen omstandigheid, waardoor de zaak aan de pachter niet het genot kan verschaffen dat een pachter bij het aangaan van de overeenkomst mag verwachten van een goed onderhouden zaak van de soort als waarop de overeenkomst betrekking heeft. Aldus gaat het erom welk genot van de pachtgrond Smak op grond van de overeenkomst bij het aangaan ervan redelijkerwijs mocht verwachten (vergelijk MvT, Kamerstukken II 30 448, nr. 3, p. 19).

Op zichzelf betekent de omstandigheid dat land voor de teelt van bloembollen is verpacht nog niet dat de verpachter zonder meer aansprakelijk is indien de pachtgrond voor die teelt niet geschikt blijkt. Het is immers bij uitstek de bloembollenteler die de deskundigheid bezit om te kunnen beoordelen of de aan hem aangeboden grond voor de door hem voorgenomen teelt geschikt is. Op de bloembollenteler rust dus een onderzoeksplicht. Die onderzoeksplicht gaat echter niet zo ver dat de teler niet zou mogen afgaan op door de verpachter gedane mededelingen, althans voor zover die mededelingen stellig, concreet en zonder voorbehoud zijn gedaan.

Indien de verpachter te goeder trouw was, levert dat overmacht op. In dat geval is hij op de voet van art. 6:78 BW mogelijk toch gedeeltelijk tot schadevergoeding verplicht.

Hof Arnhem-Leeuwarden  29-10/13 (GHARL:2013:8146).