Is vergoeding planschade anderszins voorzien in koopcontract?

Bij de beantwoording van de vraag of de tegemoetkoming in schade voldoende anderszins is verzekerd moet rekening worden gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden (uitspraak van 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:182). Voldoende voor de conclusie dat op andere wijze in tegemoetkoming in de geleden planschade is voorzien, is dat deze op grond van objectieve gegevens gerechtvaardigd is (uitspraak van 19 juli 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY4221). Tegemoetkoming in planschade kan in voorkomende gevallen ook door van derden ontvangen vergoedingen voldoende verzekerd worden geacht (uitspraak van 15 maart 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AV5061).

8.3.    In de koopovereenkomst is het voldoen van een bedrag van € 22.500,00 door [appellant sub 2] aan [appellant sub 3] afhankelijk gesteld van de afgifte van een omgevingsvergunning aan [appellant sub 2] en niet van het al dan niet toekennen van een tegemoetkoming in planschade. De koopovereenkomst biedt derhalve geen zekerheid aan [appellant sub 3] dat op andere wijze in tegemoetkoming in de geleden planschade wordt voorzien. Ter zitting is ook niet komen vast te staan dat met de betreffende bepaling vergoeding van planschade is beoogd. Daarom heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat de tegemoetkoming in schade, zoals de rechtbank ook terecht heeft geoordeeld, niet anderszins is verzekerd. Voor zover [appellant sub 2] en [appellante sub 1] hebben aangevoerd dat de vergoeding aan de omgevingsvergunning is gekoppeld omdat zonder deze vergunning niet kan worden gebouwd en er dan feitelijk geen schade is, gaat dit betoog eraan voorbij dat planschade betrekking heeft op fictieve schade die optreedt als gevolg van de nadelige wijziging in het planologische regime en feitelijke schade geen rol speelt. Voorts heeft [appellant sub 3] weliswaar meegewerkt aan een grondtransactie aan [appellant sub 2] en had hij daarbij wetenschap van de op handen zijnde planologische ontwikkeling, maar de planologische wijziging van het gebied was niet afhankelijk van die grondtransactie. Het betoog dat [appellant sub 3] zelf heeft meegewerkt aan de planologische ontwikkeling op grond waarvan hij nu om planschade verzoekt, kan dan ook niet worden gevolgd.

ABRS 09-01/19 inzake Haaren (ECLI:NL:RVS:2019:46)

Noot: zie ook ABRS 30-11/16 inzake Heerhugowaard (ECLI:NL:RVS:2016:3196)

Verder ABRS 19-07/06 inzake Enschede (ECLI:NL:RVS:2006:AY4221): niet in geschil is dat verzoeker een schade heeft geleden van EUR 45.400. De gemeenteraad van Enschede meent dat vergoeding van deze schade anderszins is verzekerd in de vorm van een overeengekomen grondruil met een door de gemeente betaalde “overwaarde” voor de ruwe bouwgrond benodigd voor de vestiging van bierbrouwerij Grolsch. ABRS: voor de vraag of schade anderszins vergoed is mag rekening gehouden worden met alle relevante feiten en omstandigheden; in casu is het oordeel dat op grond van objectieve gegevens het oordeel gerechtvaardigd dat op een andere wijze in de vergoeding van planschade is voorzien.