Minnelijk overleg en bijkomende aanbiedingen

Klacht over onvoldoende minnelijk overleg art 17 Ow; leidt niet tot cassatie art. 81 lid 1 RO

Bijkomende aanbiedingen moeten in dictum vonnis vermeld worden. HR herstelt deze omissie.

Art. 54i lid 1 Ow bepaalt dat de rechtbank de onteigening uitspreekt met onder meer bepaling van de door de onteigenende partij te treffen bijkomende voorzieningen, indien deze in het aanbod zijn opgenomen. Op bladzijde 4 van de inleidende dagvaarding heeft de Provincie drie bijkomende voorzieningen aangeboden. Daarover heeft de rechtbank in het dictum niets bepaald. De klacht is dus gegrond. De Hoge Raad kan zelf op dit punt de zaak afdoen.

De overige klachten van het middel (lees de klacht dat onvoldoende minnelijk overleg heeft plaatsgevonden) kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

Nu de Provincie zich ten aanzien van onderdeel II heeft gerefereerd en niet heeft uitgelokt of verdedigd dat de rechtbank een beslissing omtrent de bijkomende voorzieningen achterwege zou laten, zullen de kosten van het geding in cassatie worden gereserveerd.

Beslissing

De Hoge Raad:

– vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 12 juni 2019, maar alleen voor zover in het dictum daarvan een beslissing ontbreekt over de door de Provincie aangeboden bijkomende voorzieningen;

– bepaalt dat de Provincie, op verlangen van [eiser] , de in de inleidende dagvaarding op blz. 4 aangeboden bijkomende voorzieningen gestand zal doen;

– verwerpt het beroep voor het overige;

– reserveert de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak;

– begroot deze kosten tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] op € 516,19 aan verschotten en € 2.600,– voor salaris en aan de zijde van de Provincie op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,– voor salaris.

HR 06-03/20 inzake provincie Groningen (ECLI:NL:HR:2020:385)

Conclusie A-G inzake klacht van onvoldoende minnelijk overleg art. 17 Ow;

De klacht faalt. De vraag of aan het voorschrift van art. 17 Ow is voldaan, wordt mede bepaald door hetgeen aan het definitief worden van het onteigeningsbesluit tussen partijen heeft afgespeeld en op het daaruit blijkende standpunt van de eigenaar.5 De rechtbank mocht daarom oordelen dat het in verband met de herhaald uitgesproken voorkeur van de Eigenaar voor een totaaloplossing toelaatbaar was dat door de Provincie ‘minder’ is gesproken over minnelijke verwerving van de perceelsgedeelten waarvan de onteigening is gevorderd.

Conclusie A-G Valk 13-12/19, gepubliceerd 07-01/20 (ECLI:NL:PHR:2019:1314) (deze conclusie is al eerder op website van Hoogstate gepubliceerd).