Nadeelcompensatie TB Zuid-Willemsvaart

Ten behoeve van de verlegging Zuid-Willemsvaart voorziet het Tracébesluit voorts in de herinrichting van een deel van de spoorverbinding ’s-Hertogenbosch – Nijmegen, door een verhoging van het spoorbed met 2 m over een lengte van ongeveer 100 m en het oprichten van een geluidscherm op het talud met een hoogte van 2 m, ter hoogte van de woningen. De eigenaren van die woningen claimen schadevergoeding, onder meer vanwege trillingshinder.

In een uitspraak van 8 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2621), die ook betrekking had op verzoeken tot schadevergoeding als gevolg van het Tracébesluit, heeft de Afdeling overwogen dat uit de planregels van het Uitbreidingsplan in hoofdzaak der gemeente Rosmalen (hierna: het uitbreidingsplan) niet blijkt dat het verhogen van de spoorbaan onder het oude planologische regime niet was toegestaan. Verder heeft de Afdeling in die uitspraak overwogen dat er geen grond is voor het oordeel dat verhoging van de spoorbaan in de oude situatie met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid was uitgesloten en er een gebrek kleeft aan de door de minister gemaakte vergelijking tussen het oude planologische regime van het uitbreidingsplan en het nieuwe planologische regime van het Tracébesluit. De schade advies commissie van de minister van Infrastructuur en Waterstaat concludeert dat de trillingshinder zich aldus evenzeer onder het oude planologische regime had kunne voordoen.

ABRS

Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 18 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2805) zijn de maatstaven voor tegemoetkoming in planschade, als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening, van overeenkomstige toepassing op een verzoek om schadevergoeding krachtens artikel 22 van de Tracéwet.

In de uitspraak 8 augustus 2018 heeft de Afdeling overwogen dat uit de planregels van het uitbreidingsplan niet blijkt dat het verhogen van de spoorbaan onder het oude planologische regime niet was toegestaan en dat er geen grond is voor het oordeel dat het verhogen van de spoorbaan in de oude situatie met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid was uitgesloten. Aldus: De inwerkingtreding van het Tracébesluit heeft voor [appellant] en anderen niet geleid tot een planologische verslechtering en dus evenmin tot schade in de zin van artikel 22 van de Tracéwet.

ABRS 25-05/22 TB Zuid-Willemsvaart (ECLI:NL:RVS:2022:1478)

Noot: geen planologische verslechtering, dus geen grondslag schadevergoeding.