NMR hier niet 5%, maar door ABRS gesteld op 4%

ABRS: Zoals hiervoor onder 15.2 is overwogen, behoort een waardevermindering tot 5% van de waarde van de onroerende zaak in beginsel tot het normale maatschappelijke risico van de aanvrager als het gaat om een normale maatschappelijke ontwikkeling die in de lijn der verwachtingen ligt.

Voor de vraag in hoeverre de planologische ontwikkeling in de lijn der verwachtingen ligt, is in ieder geval van belang of en zo ja, in hoeverre de planologische ontwikkeling, naar haar aard en omvang, binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving en binnen het gedurende een reeks van jaren gevoerde ruimtelijke beleid past. Als geheel aan beide indicatoren wordt voldaan, mag het bestuursorgaan een drempel van 5% van de waarde van de onroerende zaak toepassen. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 29 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:280, onder 10.4.

15.5.    Het college heeft, in navolging van Thorbecke, terecht gesteld dat woningbouwontwikkelingen op zowel in- als uitbreidingslocaties veelal als normale maatschappelijke ontwikkelingen kunnen worden aangemerkt. Voorts heeft het college  zich, anders dan [appellant sub 1] betoogt, terecht op het standpunt gesteld dat de locatie het midden houdt tussen een inbreidings- en uitbreidingslocatie, nu er wel al bebouwing was, maar niet aan alle zijden van de locatie.

De al bestaande bebouwing in de directe omgeving van de Leeuweriklaan te Dongen bestaat uit vrijstaande huizen in een lintbebouwing, met een hoogte van maximaal twee etages. Met het nieuwe bestemmingsplan worden tien woningen aan de Leeuweriklaan mogelijk gemaakt die in afmetingen en goot- en bouwhoogte overeenkomen met de al bestaande woningen. Met het college is de Afdeling daarom van oordeel dat de planologische ontwikkeling naar haar aard en omvang past binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving.

Dat de ontwikkeling in een reeks van jaren gevoerd beleid past, heeft het college evenwel niet aannemelijk gemaakt. Zo heeft het college zijn stelling dat deze ontwikkeling past bij de in het Streekplan opgenomen regeling Ruimte voor Ruimte niet onderbouwd, waardoor niet duidelijk is of, en zo ja, in hoeverre dat zo is. Voorts verwijst het college, in navolging van Thorbecke, ter onderbouwing van zijn standpunt dat de ontwikkeling past in het gedurende een reeks van jaren gevoerde beleid, ten onrechte naar het vrijstellingsbesluit uit 2005 en het projectbesluit uit 2009. Dat een vrijstellings- en projectbesluit nodig zijn om een ontwikkeling mogelijk te maken, betekent immers dat die ontwikkeling niet in het toen geldende ruimtelijke beleid paste. Dat op dit beleid toen een uitzondering is gemaakt, betekent niet dat dat beleid daarmee was gewijzigd.

15.6.    Nu het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat de planologische ontwikkeling past binnen het gedurende een reeks van jaren gevoerde ruimtelijke beleid, heeft het ten onrechte het normaal maatschappelijk risico op 5% waardevermindering van de woning van [appellant sub 1] vastgesteld. Dit betekent dat het betoog van [appellant sub 1] slaagt.

De Afdeling zal zelf de omvang van het normaal maatschappelijk risico bepalen op 4% waardevermindering van de woning van [appellant sub 1]. Daarvoor is allereerst van belang dat, zoals hiervoor onder 15.5 is overwogen, de mogelijk gemaakte woningbouw op een locatie als deze een normale maatschappelijke ontwikkeling is die naar haar aard en omvang past binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving. Voorts is van belang dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de afstand tussen de woning van [appellant sub 1] en de planologische ontwikkeling niet dermate kort is dat dit als een bijzondere omstandigheid moet worden beschouwd die een verdere verlaging van het normaal maatschappelijk risico rechtvaardigt. Evenmin is sprake van een zo uitzonderlijk hoge schade in verhouding tot de waarde van de woning van [appellant sub 1] dat dit maakt dat het normaal maatschappelijk risico op een lager percentage moet worden vastgesteld dan 4% van de waardevermindering van de woning

ABRS 25-03/20 inzake Dongen (ECLI:NL:RVS:2020:876).

Noot: 4% praktisch maar arbitrair.