Onteigeningsplan Ecopassage Schie

1.

Ad. 1,2 en 3. De onderdelen 1 tot en met 3 van de zienswijze van reclamanten gaan over het nut en het gebruik van de ecopassage en zijn derhalve planologisch van aard. De planologische aspecten kunnen in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure niet zelfstandig worden beoordeeld, maar konden in de procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aan de orde gesteld worden. Reclamanten 1 hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Dit heeft echter niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Gelet op het vorenstaande geeft de zienswijze van reclamanten 1

2.

Wat betreft de zienswijzeonderdelen dat de Ecopassage nooit gebruikt zal worden, het publiek belang ontbreekt, de onteigening niet noodzakelijk is en er meer grond in de onteigening is betrokken dan noodzakelijk is, zijn Wij van oordeel dat deze, gelet op de onderbouwing ervan, eveneens planologisch van aard zijn.

3.

De zienswijze van reclamant 4 is deels financieel van aard. De hoogte van de schadeloosstelling staat niet ter beoordeling in de administratieve onteigeningsprocedure maar komt, bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming, aan de orde in de gerechtelijke onteigeningsprocedure. Evenzeer kan reclamant 4, indien hij meent schade te lijden als gevolg van de wijziging van de bestemming van de onroerende zaak, ingevolge de Wet ruimtelijke ordening een verzoek om vergoeding van planschade bij de gemeente Rotterdam indienen.

KB van 23 augustus 2017, nr. 2017001371 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Rotterdam krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Ecopassage Schie)

Noot: descente 12-11/18, volgens beschikking Rb Rotterdam 25-07/18.