Planschade UMTS-mast

Op 8 februari 2011 heeft de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) het college desgevraagd laten weten dat [wederpartij] op kortere afstand dan de UMTS-mast kan worden geconfronteerd met diverse hoge lantaarnpalen, welke in een lijn kunnen worden geplaatst en in planologische zin reeds van invloed zijn op het zicht vanaf het perceel van [wederpartij] op en over de betreffende gronden. De SAOZ acht het onwaarschijnlijk dat de plaatsing van de UMTS-mast heeft geleid tot een zodanig planologisch nadeel dat daardoor de waarde van de woning met meer dan 2% is gedaald. Dit advies is door het college ten grondslag gelegd aan het besluit van 28 februari 2011.

De rechtbank heeft overwogen, voor zover thans van belang, dat het college nader onderzoek dient te doen naar de vraag of [wederpartij] planschade heeft geleden door het besluit van 17 maart 2009. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat de UMTS-mast door de mogelijk te realiseren lantaarnpalen zodanig aan het zicht wordt onttrokken, dat de UMTS-mast geen planologisch nadeel oplevert. Alleen indien een aaneengesloten rij van lantaarnpalen op de perceelgrens zou worden gebouwd, zou het zicht op de UMTS-mast worden weggenomen. De rechtbank acht een dergelijke ‘muur’ van lantaarnpalen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid echter uitgesloten. Nu in de adviezen niet is toegekomen aan een taxatie van de vermindering van de waarde van de woning, ziet de rechtbank geen ruimte om tot finale geschilbeslechting over te gaan. Het college dient een vergelijking te maken tussen de waarde van de woning van [wederpartij] in de situatie dat op de perceelgrens een lantaarnpaal van 15 meter hoog is gerealiseerd en de waarde van de woning na realisering van de UMTS-mast. Het college dient bij de nieuwe beslissing op bezwaar rekening te houden met het bepaalde in artikel 6.2 van de Wro.

De rechtbank heeft terecht overwogen dat er concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van de adviezen van Gloudemans en de SAOZ zijn, voor zover daarin is uiteengezet dat de ruimtelijke gevolgen van de realisering van een lantaarnpaal van maximaal 15 meter hoog op de perceelgrens en behorende tot de inrichting van een speelveld of recreatiegebied, vergelijkbaar zijn met die van een UMTS-mast van bijna 40 meter hoog op 60 meter afstand van het perceel van [wederpartij].

ABRS 27-03/13 inzake Gilze en Rijen (zaaknummer: 201111947/1/A2)

Noot: alleen de ruimtelijke gevolgen van de oprichting van een UMTS-mast worden gewogen in de planschadeprocedure. Mogelijke gezondheidsrisico’s komen niet aan bod, nu deze volgens vaste jurisprudentie geen “relevant ruimtelijk gevolg” zijn.