Reflectiegeluid: maximalisatie onder oude regime mag, maar wel consistent

Indien reflectiegeluid, zoals de minister stelt, niet objectief is vast te stellen, betekent dat niet dat in de planologische vergelijking geen betekenis toekomt aan deze vorm van geluidoverlast. Niet in geschil is dat in het geval van [appellanten sub 1] bij het oprichten van hoge geluidschermen reflectiegeluid ontstaat en dat dit betekenis kan hebben voor de waarde van de woningen. De minister stelt zich niet op het standpunt dat deze vorm van geluidsoverlast in zijn geheel buiten beschouwing dient te worden gelaten.

Bij de beoordeling van een verzoek om tegemoetkoming in planschade als gevolg van planologische ontwikkelingen op gronden van derden, dient te worden uitgegaan van de voor de aanvrager meest ongunstige invulling van de planologische mogelijkheden van die gronden. Dat kan voor de ene schadefactor, bijvoorbeeld de aantasting van privacy, een andere invulling zijn dan voor een andere schadefactor, bijvoorbeeld aantasting van het uitzicht. Vergelijk (onder 2.2 van) de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2582).

De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat, rekening houdend met de mogelijkheden voor het realiseren van geluidschermen onder het oude planologische regime, het reflectiegeluid in de oude situatie voor [appellanten sub 1] op zijn minst in dezelfde mate tot geluidoverlast had kunnen leiden als in de nieuwe situatie het geval is.

Dat laat onverlet dat de door de minister gemaakte planologische vergelijking niet consequent is. In het kader van de schadefactor geluidoverlast berust deze vergelijking immers op het uitgangspunt dat bij de meest ongunstige invulling van het bestemmingsplan geluidschermen met een hoogte van 2 m zouden zijn opgericht. Hoewel dat uitgangspunt op zichzelf, dat wil zeggen voor deze schadefactor, juist is, kan bij het vaststellen van de voor [appellanten sub 1] meest ongunstige invulling van het bestemmingsplan niet tegelijkertijd worden uitgegaan van een bouwhoogte van 15 m – voor de schadefactor aantasting van het uitzicht en de schadefactor geluidoverlast door reflectiegeluid – en een bouwhoogte van 2 m – voor de schadefactor geluidoverlast door verkeersbewegingen. Indien de minister voor de ene schadefactor van een bouwhoogte van 15 m uitgaat, mag hij voor de andere schadefactor niet van een bouwhoogte van 2 m uitgaan, maar dient hij diezelfde bouwhoogte ook voor de andere schadefactor als uitgangspunt te nemen.

Hoewel het maken van een planologische vergelijking in hoge mate een abstract karakter heeft, kan dat niet zo ver gaan, dat in de oude situatie op dezelfde plaats en hetzelfde moment zowel geluidschermen met een bouwhoogte van 2 m als geluidschermen met een bouwhoogte van 15 m hadden kunnen staan. De minister mag derhalve niet per schadefactor een andere invulling aan het oude planologische regime geven.

ABRS 18-10/17 inzake Minister I&M, A73 (ECLI:NL:RVS:2017:2802).

Noot: verschillende schadefactoren mogen beoordeeld worden vanuit verschillende maximalisaties, maar dat moet dan wel consequent gebeuren. De abstracte benadering kan niet zo ver gaan dat de ene keer gerekend wordt met een scherm onder het oude planologische regime van 2 meter en een andere keer van 15 meter. Lijkt logisch, maar in planschadebeoordelingen is niet alles even logisch. 

Reactie collega Reinders Folmer:  Deze richtlijnen zijn helder en naar mijn mening terecht. Immers bij deze planvergelijking dient bij maximale invulling van de hoogte van de geluidschermen wel van dezelfde uitgangspunten te worden uitgegaan.