Taxatie planschade: percentage of vergelijking waarden van voor en na “de ramp”

[appellant] en anderen betogen verder dat de rechtbank heeft miskend dat de Planschadebeoordelingscommissie bij het vaststellen van de waardevermindering van de woningen een onjuiste methode heeft toegepast. Uit onder meer de uitspraken van de Afdeling van 28 april 2004 in zaak nr. 200304498/1 en in zaak nr. 200304494/1 volgt dat de waardevermindering, gelet op het aantal zelfstandige schadefactoren, als “zwaar” had moeten aangemerkt, zodat ten onrechte geen waardevermindering van tenminste 5%-10% is aangenomen, aldus [appellant] en anderen.

ABRS: de commissie heeft de waarde van de woningen voor de peildatum, bij maximale invulling van het bestemmingsplan “Amstelwijck”, vastgesteld en daarvan die direct na de peildatum afgetrokken. Dat de Planschadebeoordelingscommissie, zoals [appellant] en anderen stellen, voor het taxeren ook een andere methode had kunnen toepassen, betekent niet dat de gekozen methode onjuist is of in dit geval tot een onjuist resultaat heeft geleid. Hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd, biedt overigens evenmin aanknopingspunten om dat aan te nemen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat uit de voormelde uitspraken van de Afdeling van 28 april 2004 niet volgt dat de daarin gehanteerde indeling in schadecategorieën als norm heeft te gelden

ABRS 31-07/13 inzake Moskee Dordrecht (RVS:2013:566)

Noot: de rechtspraak van art. 41 Onteigeningswet is helder: per peildatum zijn te vergelijken de waarde “voor de ramp”(de onteigening) en de waarde daarna (inclusief de werkelijke waarde van art. 40b Ow) en het verschil is de waardevermindering. HR 14-07/06 inz. Staat/Princiville (LJN: AV1106). Op gelijke wijze had de planschadebeoordelingscommissie van Dordrecht het aangepakt.

ABRS bevestigt hier dat taxatie via de percentage-aanpak niet de norm is en wij onderschrijven dat; het leidt normaliter (slechts) tot schijnzekerheid.